Samen douchen

  • January 2017

‘Ga jij of ik eerst douchen?’ Het is een vraag van louter huishoudelijke aard. Niet noemenswaardig en denkbaar in iedere situatie waarin twee mensen gewend zijn om ’s avonds – na een dag hard werken – eerst alle vermoeienis van zich af te spoelen alvorens energiek het bed in te duiken.

Laten we op die zaken niet vooruitlopen en nog even bij het douchen blijven. Dat wordt opeens een probleem wanneer bij een onbesliste uitkomst de vraag een melding wordt. ‘Jij of ik gaat eerst douchen.’ Nee, dit kan niet door de beugel. ‘Ik’ stribbel tegen. Maar het alternatief ‘jij of ik ga eerst douchen’ klinkt nog minder aangenaam in de grammaticaal geoefende oren. Hier stribbel ‘jij’ tegen. Wat is er toch mis met deze zin?

‘Jij en ik’ is een combinatie die prima past binnen iedere stellende zin. Samen kunnen ‘jij en ik’ dus heel goed door één deur. Maar zodra de relatie tussen jou en mij scheurtjes begint te vertonen – ‘jij of ik’ – is voor ons nog slechts een vragend bestaan weggelegd. Het voegwoord ‘of’ maakt de persoonsvorm die volgt grammaticaal zo goed als onmogelijk. ‘Jij’ vervoegt in de meeste gevallen nu eenmaal anders dan ‘ik’. Bij het voegwoord ‘en’ is het probleem niet aan de orde: jij en ik samen vormen voor het gevoel een ‘wij’ maar grammaticaal een ‘zij’ (derde persoon meervoud). Voor de persoonsvorm maakt dat niet uit. ‘Wij douchen’ is immers net zo correct als ‘zij douchen’.

Het is bijzonder dat ‘jij of ik’ als woordgroep grammaticale obstructie pleegt. Wat in het spraakgebruik een heel normale combinatie is, wordt in geschreven taal gewoon fout. Dat ligt niet aan het douchen. In veel meer gevallen doet dit vreemde feit zich voor. Wanneer twee partners een wisselende werkweek hebben, kunnen zij niet zeggen: ‘jij of ik werkt.’ Wanneer zij mantelzorger zijn, kunnen zij de taken niet verdelen. Want ‘jij of ik past op’ is niet oké. De woordgroep ‘jij of ik’ levert alleen een grammaticaal correcte zin op wanneer de persoonsvorm in eerste én tweede persoon enkelvoud hetzelfde is. Neem bijvoorbeeld het werkwoord ‘moeten’. ‘Jij of ik moet douchen’ klinkt weliswaar als een opgave voor een van beiden, maar is grammaticaal helemaal juist.

Terug naar de huishoudelijke vraag van het begin. Komt daar geen antwoord op, dan kunnen beide partners nog maar één ding doen. Samen douchen. Let wel, ook dan levert een gewone douche direct problemen op. Want je kunt niet zeggen: ‘Jij of ik stapt nu als eerste onder de miezerige straal.’ Maar ook niet: ‘Jij of ik stap als eerste …’ Gelukkig zijn er regendouches te koop met een weldadig brede straal voor ‘jij en ik’ samen.